VTO VCA
VTO VCA 2024
VCA Basis Veiligheidsdiploma waarmee je basiskennis van veilig werken aantoont.
VCA Basis
EFFECTIEF EN FLEXIBEL STUDEREN VOLGENS DE NIEUWSTE EXAMENRICHTLIJNEN
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Regelgeving en veiligheidsregels
8 8
1.1 De Arbeidsomstandighedenwet
1.2* Verantwoordelijkheden van de werkgever 1.3 Preventie, bescherming en gezondheidstoezicht 1.4* Algemene verplichtingen op het gebied van deskundige bijstand 1.5 Milieuwetgeving, arbeidstijdenwet en CE-markering 1.6 Rechten en plichten van de werknemer 1.7* VGM taken en -verplichtingen van de werkgever en operationeel leidinggevenden 1.9* Verplichte opleidingen en examens 1.10* Richtlijnen voor algemene en specifieke veiligheidsregels 1.11 Richtlijnen voor werkvergunningen en aanvullende werkvergunningen 1.8* Veiligheidscertificaten
10 10
11
11 12
13 13 13
13
13
Hoofdstuk 2
Veilig werken, overleg en observatie
20 20 22
2.1 Veilig gedrag
2.2* De invloed van menselijk gedrag op veilig werken 2.3 Algemene en specifieke voorlichting aan nieuwe medewerkers
22 22
2.4* Werkplekinspectie en observatieronde
* Niet van toepassing voor Basis-VCA
2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 3
Preventie
24 24
3.1* Gevaar en risico
3.2 Gevaren en risico’s signaleren en preventieve maatregelen bepalen
24
3.3* Voorkomen van ongevallen 27 3.4* Gedragsregels voor de operationele medewerker en de leidinggevende 27 3.5* Veiligheidsaspecten in de werkvoorbereiding 27 3.6 De taak-risicoanalyse (TRA) en de laatste minuut risicoanalyse (LMRA) 27 3.7* V&G Jaarplan en Plan van aanpak 28
Hoofdstuk 4
De werkplek
30
4.1 Gevaren van geluid, trillingen, verlichting en lichamelijke belasting
30
4.2* Maatregelen met betrekking tot werkomstandigheden en belasting
33 34 35
4.3 Veiligstellen van de werkplek en de installatie 4.4 Veiligheids- en gezondheidssignalering
Hoofdstuk 5
Persoonlijke beschermingsmiddelen
38 39
5.1 Soorten PBM’s
3
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6
Arbeidsmiddelen
50 50 57 61
6.1 Vast opgestelde machines 6.2 Aangedreven handgereedschap
6.3 Handgereedschap
6.4 Veilig werken met hijswerktuigen, hijstoebehoren en handtakels
62 67
6.5 Vorkheftrucks
Hoofdstuk 7
Specifieke werkzaamheden en omstandigheden
70 70 72 74 76 85
7.1 Lassen, snijden en branden 7.2 Sloopwerkzaamheden 7.3 Graafwerkzaamheden
7.4 Werken op hoogte 7.5 Besloten ruimtes
Hoofdstuk 8
Gevaarlijke stoffen
90 92
8.1 Veel voorkomende gevaarlijke stoffen 8.2 Maatregelen bij mogelijke blootstelling aan gevaarlijke stoffen 8.3 Opname van gevaarlijke stoffen 8.4 Grenswaarden en reukwaarneming
94 95 96 97 97 98
8.5 Asbestverdacht materiaal 8.6 Zuurstofconcentratie
8.7 Lekkages
8.8 Gevaren en preventiemaatregelen bij het werk met biologische stoffen
99
8.9 Industriële gascilinders
100
8.10 Medische geschiktheid en periodiek medisch onderzoek
101
* Niet van toepassing voor Basis-VCA
4
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 9
Elektriciteit en straling
102 102 105 106 106
9.1 Elektriciteit
9.2 Statische elektriciteit
9.3* Werken aan elektrische installaties
9.4* Straling
Hoofdstuk 10
Brand en explosie
108 110 111 113
10.1 Explosiegevaarlijke omgevingen 10.2 Brandklassen en blusmiddelen
10.3 Handelswijze bij brand
Hoofdstuk 11
Ongevallen
116 116
11.1 Begrippen en handelswijze(n)
11.2* Registratie van ongevallen, bijna-ongevallen en onveilige situaties en handelingen
118
Hoofdstuk 12
Noodsituaties
120 120 120
12.1* Bedrijfsnoodplan 12.2 Noodsituaties
12.3* Bedrijfshulpverlening (BHV) en evacuatieoefeningen
122
Bijlage
Arbeidsongevallen 2022
124
5
1e druk © Copyright VekaBest Verkeersleermiddelen BV, Best. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig ander manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kan de uitgever géén enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout, die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.
6
Inleiding
Leswijzer Voor u ligt het lesboek voor de cursus “Basisveiligheid” (B-VCA). Met behulp van dit boek kunt u zich voorbereiden op het examen, met ondersteuning van een klassikale opleiding of een e-learning - de keuze is aan u.
Het lesboek bestaat uit 12 hoofdstukken. Elk hoofdstuk richt zich op één hoofdonderwerp.
Wij adviseren u om, na het doorlopen van dit boek en de klassikale opleiding of e-learning, een aantal oefenexamens te maken om u voor te bereiden op het examen.
Het officiële B-VCA examen bestaat uit 40 meerkeuzevragen.
Wanneer u het examen met een voldoende afrondt, ontvangt u het bijbehorende diploma. Dit diploma is 10 jaar geldig.
7
Hoofdstuk 1 1
Regelgeving en veiligheidsregels
1.1 De Arbeidsomstandighedenwet
Doel van de Arbowet Het uitvoeren van werk kan risico’s met zich meebrengen. Om de veiligheid en gezondheid van werknemers (en zelfstandigen 1 ) bij het uitvoeren van werkzaamheden te beschermen, zijn er door de overheid wetten en regels gemaakt.
In Nederland geldt daarom (o.a.) de Arbeidsomstandighedenwet, afgekort de Arbowet.
Belangrijke doelstellingen van deze zogenaamde V&G wetgeving (veiligheid & gezondheid) 2 zijn:
< het verbeteren van de veiligheid en de gezondheid; u mag niet ziek worden of schade ondervinden door uw werkzaamheden, < het zorgen voor zo goed mogelijke arbeidsomstandig heden (rekening houdend met de werkzaamheden en de omstandigheden).
Deze doelstellingen gelden voor iedere werknemer (en zelfstandige), op alle werklocaties en voor alle werkzaamheden.
8
Regelgeving en veiligheidsregels 1
De werkgever heeft allerlei verantwoordelijkheden en verplichtingen. Zo moet hij zorgen voor een veilige werkomgeving, goed onderhouden gereedschappen en materialen, de juiste PBM’s, etc. De werknemer heeft recht op een veilige en gezonde werkomgeving, maar heeft óók de plicht om daar zelf aan bij te dragen, bijvoorbeeld door volgens de (veiligheids)regels te werken en onveilige situaties te melden.
De Arbowetgeving geldt ook voor:
< uitzendkrachten, < stagiairs, < bezoekers 3 .
Omwonenden vallen er niet onder.
De Nederlandse arbeidsinspectie Namens de overheid houdt de Nederlandse arbeidsinspectie (NLA) toezicht op het naleven van de V&G regels.
1 Voor zzp’ers en ‘gewone’ werknemers die op dezelfde plek werken, gelden dezelfde (arbo-)regels. Hiermee wil de overheid voorkomen dat zzp’ers en werknemers met elkaar gaan concurreren op arbeidsomstandigheden. 2 Er wordt ook wel gesproken van VGM-wetgeving (veiligheid, gezondheid en milieu). 3 Bepaalde aspecten van de wet kunnen van toepassing zijn op bezoekers.
9
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Inspecteurs van de NLA hebben de bevoegdheid om:
< een onderzoek in te stellen na een ongeval, < werknemers te vragen naar een geldige legitimatie, < eisen te stellen over de manier waarop de V&G-wetgeving moet worden nageleefd, < een waarschuwing te geven wanneer werkgevers of werknemers zich niet houden aan de wet- en regelgeving, < een proces-verbaal op te stellen na een overtreding (bijvoorbeeld het niet opvolgen van veiligheidsinstructies), < werkzaamheden stil te leggen als er ernstig gevaar is voor personen.
Let op: de inspectie kan zowel voor de werkgever als de werknemer een boeterapport opstellen bij overtredingen!
1.2 Verantwoordelijkheden van de werkgever
1.3 Preventie, bescherming en gezondheidstoezicht
In de Arbowet staan algemene verplichtingen op het gebied van bescherming en preventie. Eén ervan is: het (verplicht) aanstellen van één of meer deskundige personen op het gebied van arbobeleid 1 .
!
Verder moet er ook gezondheids toezicht zijn:
1 Als een bedrijf intern niet over deskundigen beschikt, moet het externe deskundigen inhuren.
10
Regelgeving en veiligheidsregels 1
< om risico’s voor de gezondheid te voorkomen of te beperken moeten werkgevers de werknemers periodiek in de gelegenheid stellen om een medisch onderzoek te ondergaan.
1.4 Algemene verplichtingen op het gebied van deskundige bijstand
1.5 Milieuwetgeving, arbeidstijdenwet en CE-markering
Milieuwetgeving De milieuwetgeving (o.a.) heeft als doelen:
< mens en omgeving te beschermen tegen schadelijke gevolgen van activiteiten, < de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken, < het ontstaan van afvalstromen te beperken en afval zo veel mogelijk te scheiden, < te zorgen voor een doelmatige en correcte verwijdering of verwerking van afvalstoffen 2 .
Arbeidstijdenwetgeving De Arbeidstijdenwet heeft (o.a.) als doelen:
< het afbakenen van maximale arbeidstijden en minimale rusttijden, om te voorkomen dat de veiligheid en de gezondheid in gevaar komen,
2 Voor het verwijderen en verwerken van afval moet een gespecialiseerde afvalverwerker worden ingezet.
11
Regelgeving en veiligheidsregels 1
< het bevorderen van een goede balans tussen werktaken (arbeid) en zorgtaken (gezin).
Alleen arbeidsmiddelen, machines en PBM’s die voldoen aan de Europese veiligheidseisen mogen worden verhandeld en gebruikt in de landen van de EU. De fabrikant moet als bewijs
daarvan een CE-markering aanbrengen. Als deze markering is aangebracht, mag u er van uitgaan dat het product op veiligheidsvlak voldoet aan de Europese eisen.
1.6 Rechten en plichten van de werknemer
Ook werknemers moeten bijdragen aan een veilige, gezonde en prettige werkomgeving. Ze zijn daarom verplicht:
< te zorgen voor de eigen veiligheid en gezondheid en die van anderen, < PBM’s op de juiste wijze te gebruiken en te onderhouden, < machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen etc. op de juiste wijze te gebruiken, < incidenten te melden aan de leidinggevende, < samen te werken met de werkgever en preventie medewerker/preventiedienst om de veiligheid en gezondheid op het werk te bevorderen, < op positieve wijze bij te dragen aan het preventiebeleid, < zich te onthouden van iedere daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, < opleidingen, voorlichting en instructies te volgen, < aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of weg te halen en op de juiste wijze te gebruiken.
Bij dreigend, ernstig en onmiddellijk gevaar moet de werknemer:
< de situatie onmiddellijk melden aan de leidinggevende, < stoppen met het werk en zichzelf in veiligheid brengen.
12
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Als de werknemer zelf maatregelen neemt om het gevaar te voorkomen of weg te nemen, moet hij rekening houden met zijn (technische) kennis en de beschikbare middelen.
RECHTEN PLICHTEN
Tegenover die verplichtingen staan ook rechten. Zo heeft de werknemer:
< het recht op een veilige en gezonde werkomgeving, < het recht op informatie en opleiding, < het recht om het werk te onderbreken bij dreigend of ernstig gevaar voor mensen.
1.7 VGM taken en -verplichtingen van de werkgever en operationeel leidinggevenden
1.8 Veiligheidscertificaten
1.9 Verplichte opleidingen en examens
1.10 Richtlijnen voor algemene en specifieke veiligheidsregels
1.11 Richtlijnen voor werkvergunningen en aanvullende werkvergunningen Bepaalde werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd als hiervoor een werkvergunning is verstrekt. Daarnaast kunnen ook aanvullende werkvergunningen nodig zijn bij werkzaamheden met specifieke risico´s.
13
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Dit is weliswaar geen wettelijke plicht, maar in de praktijk worden werkvergunningen wel (verplicht) gebruikt voor werkzaamheden in de chemische industrie, op olieraffi naderijen, bij gaswinning, op waterzuiveringsinstallaties en in elektriciteitscentrales.
Voor aanvang van de werkzaamheden moeten:
< de werkzaamheden op schrift staan, < de werkzaamheden zijn toegelicht, < de vergunning zijn ondertekend.
Het doel van een werkvergunning is om:
< duidelijk vast te leggen onder welke voorwaarden en omstandigheden er kan en mag worden gewerkt, < zeker te stellen dat er overleg plaatsvindt tussen iedereen die bij het werk betrokken is, < bindende afspraken te maken met iedereen die bij het werk betrokken is, < zeker te stellen dat er formele toestemming gegeven wordt voor de werkzaamheden.
Een aanvullende werkvergunning (in aanvulling op de ‘normale’ werkvergunning) is nodig bij specifieke risico’s:
< bij betreden van een besloten ruimte, < bij graven in vervuilde grond, < bij graven in grond waarin leidingen liggen of het openen van vloeren of straten, < bij werken aan of bij gevaarlijke stralingsbronnen, < bij hijswerkzaamheden boven of in de omgeving van belangrijke installaties, < bij werken met of slopen van asbesthoudend materiaal, < bij werken met gevaarlijke stoffen, < bij werken op hoogte.
Daarnaast is bij lassen en slijpen of ander brandgevaarlijk werk een heetwerkvergunning nodig.
14
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Inhoud van een werkvergunning In de werkvergunning staat:
< welke werkzaamheden uitgevoerd gaan worden, < wie (welk deel van) het werk gaat doen.
In de werkvergunning staan ook:
< de maatregelen die de verstrekker van de werkvergunning moet nemen (of heeft genomen), < de maatregelen die de uitvoerende medewerkers moeten nemen, < de maatregelen die moeten worden genomen om de omgeving na de werkzaamheden veilig achter te laten. De verstrekker en de houder ondertekenen de werkvergunning om hem te bekrachtigen. Een werkvergunning is meestal alleen geldig op de dag van ondertekening, maar kan onder bepaalde voorwaarden worden verlengd.
Betrokken personen bij een werkvergunning en hun verplichtingen De betrokken personen bij een werkvergunning zijn:
vergunning verstrekker vergunning verstrekker
operationeel medewerker operationeel medewerker
vergunning houder vergunning houder
De vergunningverstrekker De verstrekker is verantwoordelijk voor het gebied en de installatie waaraan de werkzaamheden worden uitgevoerd. Hij heeft de volgende plichten:
< uitvoeren van een controle op de vrijstelling van de installatie voorafgaand aan de werkzaamheden,
15
Regelgeving en veiligheidsregels 1
< zorgen dat - als dat nodig is - de noodzakelijke metingen zijn verricht, < vooraf doorspreken (met de houder) van de aard van de werkzaamheden, de geldende voorwaarden en de te nemen maatregelen, < ondertekenen van de werkvergunning, < zorgen voor de coördinatie tussen partijen als er verschillende werkzaamheden tegelijk worden verricht.
De vergunninghouder
De houder is meestal de leidinggevende van de operationele medewerkers. Hij heeft de volgende plichten:
< ondertekenen van de werkvergunning, < zorgen dat de werkvergunning op de plek van de werkzaamheden aanwezig is, < geven van een grondige uitleg aan de operationele medewerkers, < controleren of de verstrekker de vereiste maatregelen heeft genomen, < (doen laten) uitvoeren en controleren van de maatregelen die de houder moet nemen, < erop toezien dat de werkzaamheden volgens de voorwaarden op de werkvergunning verlopen. < moeten zich op de hoogte laten stellen van de inhoud van de vergunning, < moeten zich bij de werkzaamheden aan de voorwaarden en maatregelen houden die in de werkvergunning staan, < mogen uitsluitend werken met een geldige werk vergunning en moeten rekening houden met de geldigheidsduur.
De operationele medewerkers
16
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Onderdelen van de werkvergunning De werkvergunning bestaat uit vier onderdelen:
1. Gevraagde werkzaamheden Hierin wordt omschreven:
< wat de werkzaamheden inhouden, < hoe de werkzaamheden plaatsvinden, < waar de werkzaamheden plaatsvinden.
2. Maatregelen die zijn voorgeschreven door de verstrekker Hierin worden de maatregelen omschreven die genomen moeten worden: < om veilig te kunnen werken, < voor het veiligstellen; bijvoorbeeld: het plaatsen van steekflenzen, of elektrisch of mechanisch vergrendelen, < om mogelijke risicovolle omstandigheden te voorkomen, denk hierbij aan metingen die verricht moeten worden om bijvoorbeeld gevaarlijke concentraties gassen of straling tijdig te detecteren. 3. Maatregelen die genomen moeten worden door de operationele medewerkers Hierin staan de maatregelen omschreven die de operationele medewerkers moeten nemen om veilig te werken. Ook staat vermeld welke PBM’s er gebruikt moeten worden.
4. Ondertekening De ondertekenaars van de werkvergunning:
< de verstrekker, < de houder,
< de leidinggevende(n) van de uitvoerende(n), of, < de uitvoerende(n) als hij daartoe gerechtigd is,
gaan akkoord met de inhoud van de werkvergunning.
17
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Aantekeningen
18
Regelgeving en veiligheidsregels 1
Aantekeningen
19
Hoofdstuk 2 2
Veilig werken, overleg en observatie
2.1 Veilig gedrag
Werknemers moeten zich veilig gedragen en zorgen voor de veiligheid en gezondheid van zichzelf en van andere betrokken personen. Ze zijn verplicht: < zich aan de veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen te houden, < instructies op te volgen, < collega’s aan te spreken op onveilige handelingen, < onveilige situaties en incidenten te melden en zelf op gepaste wijze in te grijpen, < aandacht te hebben voor de persoonlijke hygiëne, orde en netheid.
Daarnaast zijn een positieve instelling en een goede (werk)motivatie erg belangrijk, (ook) om daarmee het goede voorbeeld aan collega’s te geven.
Alcohol, drugs en medicijnen Alcohol en drugs zijn uit den boze, omdat ze leiden tot:
< verminderde waakzaamheid, < verminderd of problematisch functioneren, < verminderd inschattingsvermogen van situaties, < grensoverschrijdend gedrag, < overschatting van de eigen mogelijkheden, < verhoogde werkdruk op collega’s, < verstoring van de organisatie.
20
Veilig werken, overleg en observatie 2
Werknemers moeten:
< problematisch gebruik melden aan de leidinggevende, < hulp zoeken bij chronisch problematisch gebruik, < geen gevaarlijke werkzaamheden uitvoeren, < geen werkzaamheden uitvoeren die een gevaar voor anderen kunnen inhouden. Medicijnen Sommige medicijnen hebben effecten die vergelijkbaar zijn met alcohol of drugs. Daarom moeten werknemers - bij het gebruik van bepaalde medicijnen - de huisarts raadplegen (mag/kan ik nog bepaalde werkzaamheden uitvoeren?) en het gebruik van deze medicijnen doorgeven aan de leidinggevende.
Orde en netheid Werknemers moeten zich ervan bewust zijn dat orde en netheid (´good housekeeping´) een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van incidenten.
Verder kunnen orde en netheid ook bijdragen aan:
< het voorkomen van vervuiling en milieuschade, < het creëren van een aangename werkomgeving, < het voorkomen van verlies van gereedschappen en materialen.
Voorbeelden van orde en netheid zijn:
< de omgeving opruimen (restmaterialen afvoeren of opslaan),
21
Veilig werken, overleg en observatie 2
< een opslagsysteem voor gereedschappen en materialen hebben (en gebruiken), < kabels (elektrische snoeren) ophangen of wegwerken. Tijdelijke snoeren, elektriciteitskabels, slangen en leidingen kunnen worden opgehangen aan S-haken (safety hooks) zodat er geen struikelgevaar ontstaat, < een goede inrichting van de werkplek.
2.2 De invloed van menselijk gedrag op veilig werken
2.3 Algemene en specifieke voorlichting aan nieuwe medewerkers
Overleg In het kader van de V&G-wetgeving en de VCA-regelgeving is er:
< overleg tussen de werkgever en de werknemers vertegenwoordiging, < werkoverleg: VGM-bijeenkomst (bijvoorbeeld een tool boxmeeting). Afhankelijk van het onderwerp zijn ook deskundigen zoals preventiemedewerkers of preventieadviseurs bij het overleg aanwezig.
2.4 Werkplekinspectie en observatieronde
22
Veilig werken, overleg en observatie 2
Aantekeningen
23
Hoofdstuk 3 3
Preventie
3.1 Gevaar en risico
3.2 Gevaren en risico’s signaleren en preventieve maatregelen bepalen
MAATREGELS
Gevaren op het werk Op het werk kunnen allerlei gevaren aanwezig zijn, denk aan:
RISICO
< brand- of ontploffingsgevaar, < gevaar door giftige stoffen, < gevaar door te veel lawaai, < stralingsgevaar, < gevaren door bewegende delen (geraakt worden, of bekneld raken), < gevaar door het verplaatsen van lasten,
< gevaar door vallende voorwerpen, < gevaar door voertuigen en verkeer, < snijgevaar en valgevaar.
Bronnen van gevaar Gevaar kan uit verschillende bronnen ontstaan, bijvoorbeeld:
< het soort werk dat wordt uitgevoerd, < het gedrag, de kennis en de vaardigheden van de medewerkers,
24
Preventie 3
< de werkplek en omgeving van de werkplek, < arbeidsmiddelen, producten, materialen waarmee gewerkt wordt, < de omstandigheden waarin moet worden gewerkt. Gevaarlijke werkzaamheden en omstandigheden Werkzaamheden die het risico kunnen beïnvloeden, zijn bijvoorbeeld: < werken met gevaarlijke stoffen, < werken met gevaarlijk gereedschap of machines, < werken met hoge druk, stralingsbronnen of elektriciteit, < graafwerkzaamheden.
Omstandigheden die het risico kunnen beïnvloeden, zijn bijvoorbeeld:
< werken in kou of hitte, < werken met (te) weinig licht, < werken in een lawaaierige omgeving, < werken op hoogte of in een besloten ruimte.
Onveilige handelingen en situaties Onveilige handelingen en onveilige situaties moeten zoveel mogelijk worden voorkomen, omdat ze de oorzaak zijn van ongevallen: < Een onveilige handeling is een handeling die tot een ongeval kan leiden, < Een onveilige situatie is een situatie waarin wordt gewerkt zonder dat aan de voorwaarden voor veilig werken is voldaan.
25
Preventie 3
Voorbeelden van onveilige handelingen
Aanpak bij onveilige handelingen
Niet volgens de veiligheids voorschriften werken.
Meld de onveilige handeling bij de leidinggevende. Stop de handeling of laat de handeling stoppen.
Werken zonder werkvergunning of toelating waar dat is voorgeschreven. Niet dragen van PBM´s waar dat is voorgeschreven.
Het buitenwerking stellen van beveiligingen.
Gereedschap onjuist gebruiken.
Kapot gereedschap gebruiken.
Een last verplaatsen die niet stabiel op de lepels van een vorkheftruck ligt.
Voorbeelden van onveilige situaties
Aanpak bij onveilige situaties
Werken op hoogte, zonder randbeveiliging.
Neem de oorzaak weg.
Scherm de onveilige situatie af of beveilig hem.
Werken zonder voldoende verlichting.
Schakel hulp in indien noodzakelijk. Stel hierbij de juiste prioriteiten.
Geen of geblokkeerde vluchtwegen.
Niet opgeruimde werkvloeren.
Niet of onvoldoende beveiligde apparatuur of machines.
Veel activiteiten op een beperkt oppervlak, onder, boven en naast elkaar.
26
Preventie 3
3.3 Voorkomen van ongevallen
3.4 Gedragsregels voor de operationele medewerker en de leidinggevende
3.5 Veiligheidsaspecten in de werkvoorbereiding
3.6 De taak-risicoanalyse (TRA) en de laatste minuut risicoanalyse (LMRA) Taak-risicoanalyse Om de gevaren van het uitvoeren van (risicovolle) taken in kaart te brengen, wordt (ruim) voor aanvang van de werkzaamheden een zogenaamde taak-risicoanalyse (TRA) uitgevoerd. De TRA onderzoekt wat de gevaren zijn voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers die de taak gaan uitvoeren.
!
De TRA richt zich op een specifieke taak; iets dat de standaard RI&E niet doet. De uitkomsten van de TRA worden gebruikt om beheersmaatregelen af te spreken voor het uitvoeren van een (risicovolle) taak of een taak in een risicovolle omgeving.
Laatste minuut risicoanalyse Een laatste minuut risicoanalyse (LMRA) wordt direct voorafgaand aan de werkzaamheden 1 of nieuwe taak uitgevoerd 2 , om na te gaan of van te voren ingeschatte risico’s en beheersmaatregelen kloppen met de situatie op de werkplek.
1 Ook voorafgaand aan routinematige werkzaamheden moet een LMRA worden uitgevoerd. 2 Als tijdens het werk de werkzaamheden of omstandigheden wijzigen, moet opnieuw een LMRA worden uitgevoerd.
27
Preventie 3
De LMRA voert u als medewerker zélf uit, volgens een procedure die binnen uw bedrijf is vastgelegd. Een LMRA verloopt in drie stappen:
1. het beoordelen van de risico’s, 2. het bepalen van de beheersmaatregelen, 3. het uitvoeren van de beheersmaatregelen.
Doordat u de LMRA zélf keer op keer uitvoert, wordt een denkproces op gang gebracht dat zorgt voor een groter veiligheidsbewustzijn.
3.7 V&G Jaarplan en Plan van aanpak
28
Preventie 3
Aantekeningen
29
Hoofdstuk 4 4
De werkplek
4.1 Gevaren van geluid, trillingen,
verlichting en lichamelijke belasting
Blootstelling aan te veel geluid Te veel geluid op de werkplek kan zorgen voor concentratie verlies en tijdelijke of blijvende gehoorvermindering. Ook wordt het lastiger om te communiceren en neemt de kans toe dat waarschuwingen of hulpgeroep niet meer worden gehoord.
Verder kan te veel geluid ervoor zorgen dat mensen:
< nerveus worden, < vermoeid raken, < hoofdpijn krijgen,
< een versnelde ademhaling krijgen, < een verhoogde bloeddruk krijgen, < last van maag- en darmklachten krijgen, < blijvende gehoorschade oplopen.
Symptomen Wanneer u:
< moeite hebt met het horen van hoge tonen, < moeite hebt met het horen van zachte geluiden, < moeite hebt met telefoneren, < moeite hebt om een gesprek te volgen in een rumoerige omgeving, < fluit-, piep- of bromtonen hoort die niet uit de omgeving komen,
kan dit het gevolg zijn van blijvend gehoorverlies.
30
De werkplek 4
Geluidsdruk De hoeveelheid geluid wordt gemeten en uitgedrukt in decibel (A) of dB(A). Bij deze meetmethode wordt rekening gehouden met de gevoeligheid van het menselijke oor en de kans op gehoorschade op lange termijn.
Maar u kunt ook zónder te meten inschatten of u op de werkplek te maken heeft met te veel geluid: als u op een normale gespreksafstand van 1 meter uw stem moet verheffen om verstaanbaar te zijn, is het geluidsniveau in die ruimte schadelijk voor het gehoor.
Trillingen Er zijn trillingen die gezondheidsklachten kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld hand- en armtrillingen die kunnen ontstaan bij gebruik van aangedreven (hand)gereedschap.
De klachten die dit met zich meebrengt zijn:
< pijn in handen en armen, < beschadiging van bloedvaten en gewrichten in de vingers en handen, < gevoelloze vingertoppen, < witte vingers.
Voertuigen, grote installaties en bewegende vloeren kunnen lichaamstrillingen veroorzaken, met als mogelijke gevolgen:
< maagklachten, < rugklachten, < vermoeidheid,
< hoofdpijn, < spierpijn, < concentratieverlies.
Ook kunnen er aandoeningen aan het evenwichtsorgaan ontstaan.
31
De werkplek 4
Verlichting De werkplek moet voldoende verlicht zijn. Een werkplek is voldoende verlicht als de medewerkers ‘zonder extra moeite’ alle noodzakelijke details kunnen zien.
Te veel licht, bijvoorbeeld veroorzaakt door een laagstaande zon, moet ook voorkomen worden, bijvoorbeeld door het aanbrengen van zonwering.
Struikelen, uitglijden of verstappen Struikelen, uitglijden of verstappen zijn incidenten waarbij vaak langdurig letsel optreedt. Oorzaken zijn:
< gladde of geboende vloeren, < een niet egale of losse vloer,
< kleine hoogteverschillen (bv. losliggende tegels), < grotere hoogteverschillen (bv. een te hoge afstap), < verkeerd type of te grote / te kleine werkschoenen.
Met het nemen van bronmaatregelen (bij het ontwerp van een machine of bij de inrichting van een werkplek) kan het risico worden beperkt. Bijvoorbeeld door te zorgen dat de bedieningsplaats van een machine bereikbaar is, zonder obstakels die een struikelgevaar vormen tegen te komen.
Maatregelen die u zélf kunt nemen, zijn:
< de voorziene wegen en paden volgen 1 , < goed opletten tijdens het lopen, < geen dingen dragen die het gezichtsveld hinderen, < gepast schoeisel dragen, < good housekeeping (zorg voor een ordelijke en nette werkplek), < het zo snel mogelijk (laten) verhelpen van onveilige situaties.
1 Wanneer het lopen via voorziene wegen en paden niet voldoende veiligheid oplevert, kan de situatie beheerst worden door mens en gevaar door een fysieke afscheiding te scheiden of door de verlichting aan te passen.
32
De werkplek 4
Handmatig tillen en verplaatsen van lasten Bij het handmatig tillen en verplaatsen van lasten is de juiste houding van groot belang om overbelasting en blessures te voorkomen.Til met rechte rug, gebogen knieën en houd de last zo dicht mogelijk tegen het lichaam.
Verdere richtlijnen/adviezen zijn:
< til niet meer dan 23 kg, < voorkom tillen tijdens het zitten, < voorkom tillen met gedraaide rug, < til niet te hoog, < verplaats de last niet te ver, < let op bij gladde vloeren en niet-egale vloeren, < let op bij obstakels en trappen, < bepaal zelf het tempo, < las geregeld korte pauzes in, < til rustig, < wissel regelmatig van houding.
Andere gevaren Als u een gladde of ‘onhandige’ last moet verplaatsen, kan het gebrek aan grip ervoor zorgen dat deze uit uw handen glijdt. Verder kunnen bij het neerzetten van een last uw vingers bekneld raken. PBM’s Draag veiligheidsschoenen en (indien nodig) handschoenen voor meer grip en/of bescherming.
4.2 Maatregelen met betrekking tot werkomstandigheden en belasting
33
De werkplek 4
4.3 Veiligstellen van de werkplek en de installatie Bij onderhoud aan machines, gereedschap installaties, etc. moet voorkomen worden dat deze onbedoeld in beweging kunnen komen, of onder spanning of druk kunnen komen te staan.
Ze moeten daarom ‘worden veiliggesteld’ (buiten gebruik gesteld; spanningsloos of drukvrij gemaakt). Daarbij geldt:
< opnieuw inschakelen moet onmogelijk worden gemaakt, < de situatie moet gemarkeerd worden, < voor aanvang van het onderhoud moet gecontroleerd worden of de machine, het gereedschap of de installatie daadwerkelijk veiliggesteld is.
Alleen bevoegde personen mogen veiligstellen.
Steekflenzen Soms is het nodig om leidingen af te koppelen. Er worden dan steekflenzen gebruikt. Een steekflens is een ronde metalen plaat die geplaatst wordt tussen twee leidingdelen, om uitstroom of toevoer van vloeistoffen of gassen te voorkomen.
Hiermee wordt voorkomen dat de werk nemer die onderhoud pleegt, wordt blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, hogedrukken of hoge temperaturen als iemand de afsluiter per ongeluk weer opendraait.
Steekflenzen worden toegepast bij het schoonmaken, repareren, inspecteren, spoelen, gasvrij maken of uitstomen van een leiding, vaten, tanks en/of installaties, en ook bij: < het vervangen van afsluiters en apparatuur op leidingen die producten transporteren, < het werken in een besloten ruimte (de toevoerleidingen moeten dan worden afgesloten).
34
De werkplek 4
4.4 Veiligheids- en gezondheidssignalering
Verbodsborden Gebodsborden
Waarschuwingsborden
Brandbestrijding
Verboden te roken
Oogbescherming
Explosieve stoffen
Giftige stoffen
Ladder
Geen open vuur
Gelaatbescherming
Bijtende stoffen
Radioactieve stoffen
Brandblusapparaat
Verboden voor voetgangers Gehoorbescherming
Hangende lasten
Transportvoertuigen
Brandslang
Verboden te blussen met water
Adembescherming
Elektrische spanning
Laserstraal
Telefoon voor brandmelding
Geen drinkwater
Veiligheidshelm Niet-ioniserende straling Belangrijk magnetisch veld
Route naar brand bestrijdingsmateriaal
Veiligheids voorzieningen
Geen toegang onbevoegden Veiligheidshandschoenen
Struikelen
Vallen door hoogteverschil
Verboden voor transportvoertuigen Veiligheidsschoeisel
Biologisch gevaar
Lage temperaturen
Nooduitgang
Niet aanraken
Veiligheidspak
Eerste hulp
Explosieve omgeving
Verboden aanraken spanning
Individueel veiligheidsharnas
Te volgen vluchtroute
Verzamelplaats
Ontvlambare stoffen
Verboden aanraken stroomkabel
Verplichte oversteekplaats
Oogdouche
Nooddouche
Oxiderende stoffen
35
De werkplek 4
Markeringen in de vorm van linten Linten duiden op gevaar en risico, maar zijn geen afschermingen. Ze hebben een rood-witte of geel-zwarte kleur: < rood-witte markeringen worden in het algemeen gebruikt om te waarschuwen voor gevaarlijke situaties, < geel-zwarte markeringen worden gebruikt om: < smalle/lage doorgangen aan te geven, < voorwerpen aan te geven waartegen iets of iemand zich kan stoten, bijvoorbeeld een kraanblok, < gebieden met gevaarlijke stoffen te markeren.
Markeringen in de vorm van strepen Trappen worden vaak gemarkeerd met een streep in een afwijkende kleur, meestal geel of wit, om de bovenste of onderste trede aan te duiden.
Ook doorgangen en stapelruimten worden vaak gemarkeerd met witte of gele strepen.
36
De werkplek 4
Aantekeningen
37
Hoofdstuk 5 5
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Persoonlijke beschermings middelen (PBM’s) worden door de werknemer gedragen of vastgehouden en zijn bestemd om hem/ haar te beschermen tegen één of meer gevaren. Onder PBM´s vallen ook de bijbehorende aanvullingen of accessoires (bijvoorbeeld een voetondersteuningreddings
set, dit voorkomt direct afknelgevaar van het harnas in de liezen. De tijd waarbinnen iemand na een val gered moet worden wordt hiermee aanzienlijk verlengd).
PBM’s moeten worden gebruikt:
< als gevaren niet bij de bron weggenomen kunnen worden, < als gevaren niet kunnen worden geïsoleerd of afge schermd, < als gevaren niet door collectieve maatregelen kunnen worden weggenomen. PBM’s worden pas gebruikt als meer doeltreffende maat- regelen niet toegepast kunnen worden of onvoldoende bescherming bieden.
Verplichtingen Fabrikanten van PBM’s zijn verplicht ervoor te zorgen:
< dat de PBM’s de wettelijk opgelegde bescherming bieden, < dat de PBM’s betrouwbaar en getest zijn.
38
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Als bewijs daarvan brengen ze een CE-markering aan.
De werkgever of inlener moet de PBM’s beschikbaar stellen, uitleg/instructie geven en zorgen voor keuring en onderhoud (indien van toepassing). De werknemer moet de PBM’s op de voorgeschreven wijze gebruiken, zorgvuldig beheren en het noodzakelijke dagelijkse onderhoud uitvoeren.
5.1 Soorten PBM’s
Oog en gelaatsbescherming Ogen zijn erg kwetsbaar en moeten goed worden beschermd. Oog en gelaatsbescherming is daarom nodig bij de volgende gevaren: < rondvliegende harde, scherpe deeltjes, < rondvliegende gloeiende deeltjes bij het slijpen, lassen en branden, < rondvliegende stofdeeltjes bij hakken en boren, < rondvliegende spatten van vloeistoffen die corrosief, irriterend en/of schadelijk zijn, < warmte, licht en straling: ultraviolet (UV), infrarood (IR) en laser. Welke type bescherming moet worden gebruikt, is afhankelijk van het soort werk dat moet worden uitgevoerd (en tegen welke gevaren bescherming moet worden geboden).
Veiligheidsbril Veiligheidsbrillen hebben glazen van gehard glas of kunststof. Ze kunnen voorzien zijn van zijkapjes om het hele oog te beschermen. Veiligheidsbrillen beschermen de ogen tegen rondvliegende harde, scherpe deeltjes.
39
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Ruimzichtbril Ruimzichtbrillen worden gedragen in stoffige omgevingen. Ze sluiten volledig aan op het gezicht. Ze hebben open of volledig stofdichte ventilatieopeningen in een opstaande rand. Ruimzichtbrillen bieden bescherming tegen rondvliegende deeltjes bij het slijpen, hakken en boren. Daarnaast beschermen ze ogen tegen opspattende gevaarlijke vloeistoffen. Gelaatsscherm Gelaatsschermen zijn gemaakt van kunststof of metaalgaas en beschermen het hele gezicht.
Een kunststof gelaatsscherm beschermt tegen rondvliegend stof en gevaarlijke vloeistoffen en wordt gebruikt bij het werk met hogedruk reinigers. Een gelaatsscherm van metaalgaas beschermt tegen gloeiende deeltjes, splinters en spanen.
Gelaatsschermen bieden geen bescherming tegen stoffen, gassen of dampen en stofdeeltjes die van onderen komen.
Lasbril Lasbrillen worden gebruikt bij lassen met gas. Ze hebben een heldere ruit uit gehard glas of kunststof en een donkere, meestal opklapbare ruit. De donkere ruit beschermt de ogen tegen licht, straling (ultraviolet en infrarood) en warmte. De heldere ruit beschermt tegen rondvliegende gloeiende deeltjes. Laskap, lasscherm, lashelm en lasmasker De laskap en het lasscherm bedekken het hele gezicht en hebben een donkere ruit (soms in combinatie met een heldere ruit). De laskap, het lasscherm, de lashelm en het lasmasker worden gebruikt bij elektrisch lassen. Ze beschermen tegen ultraviolette en infrarode straling, warmte, rondvliegende metaaldeeltjes en vonkjes.
40
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Gehoorbescherming Langdurig aan te veel geluid blootgesteld worden, levert gehoorschade op. Dat uit zich op de volgende manieren: < de verstaanbaarheid wordt verstoord (verstoring van noodzakelijke communicatie), < andere geluiden worden gemaskeerd (bv. niet horen van waarschuwingen of hulpgeroep), < er ontstaat blijvende gehoorschade (lawaaidoofheid op lange termijn). < gehoorwatten of proppen (geplastificeerd) geven een maximale bescherming van ongeveer 10 dB(A), < pluggen (vervormbare schuimrolletjes of kunststof staafjes in het oor) beschermen maximaal 10-15 dB(A), < universele oordoppen (worden vaak aan een beugel om de nek gedragen) geven een bescherming van maximaal 10 tot 15 dB(A) (afhankelijk van de toonhoogte), < otoplastieken worden van een afgietsel van het oor gemaakt, ze passen dus precies. Ze zijn te krijgen in allerlei vormen met verwisselbare of instelbare filters om bepaalde geluiden tegen te houden. Het zijn de beste maar ook de duurste gehoorbeschermingsmiddelen (maximale bescherming 25 dB(A)), < gehoorkappen zien eruit als een grote koptelefoon en sluiten de oren van de omgeving af. De beschermingsfactor is afhankelijk van de soort en de geluidstoonhoogte (maximale bescherming 25 dB(A)). Gehoorbescherming helpt om dit te voorkomen. Er zijn verschillende soorten:
De werkgever moet gehoorbescherming ter beschikking stellen bij een geluids(druk) niveau vanaf 80 dB(A). Vanaf 85 dB(A) moet de werknemer de gehoorbescherming (verplicht) dragen.
41
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Ademhalingsbescherming De lucht op een werkplek kan de ademhaling hinderen en/of gevaarlijk zijn:
< door een te lage zuurstofconcentratie, < door dampen, gassen of stofdeeltjes.
Als ventilatie en afzuiging niet voldoende zijn, is het nodig om adembescherming te dragen: afhankelijke adembescherming (filtermaskers) of onafhankelijke adembescherming.
Afhankelijke adembescherming (filtermaskers) Filtermaskers reinigen de in te ademen lucht, maar voegen geen zuurstof toe. Daarom mogen ze niet worden gebruikt bij te lage zuurstofconcentraties (bv. in een besloten ruimte). Elk filtermasker heeft een toegepaste protectiefactor (TPF, beschermingsfactor) die aangeeft tot welke concentratie van de verontreiniging het filtermasker geschikt is. Filters zijn beperkt bruikbaar. Hoelang dat is, is afhankelijk van het soort filter, de concentratie van stoffen in de lucht en de hoeveelheid lucht die ingeademd wordt. < stoffilters in 3 categorieën: P1 tegen hinderlijk stof, P2 tegen schadelijk stof, P3 tegen giftig stof, < gas/damp filters. Dit type filters wordt ingedeeld naar het opnamevermogen en naar het soort gas/damp dat door de filter wordt tegengehouden. Stoffilters houden geen gassen/dampen tegen en raken op den duur verstopt. Gas/damp filters raken verzadigd en slaan door (de gebruiker begint de damp of het gas te proeven of te ruiken). Er zijn twee (hoofd)soorten:
42
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Er zijn drie uitvoeringsvarianten: 1. wegwerpmaskers, 2. halfgelaatsmaskers, 3. volgelaatsmaskers.
Wegwerpmaskers mogen alleen gebruikt worden bij ongevaarlijke stoffen en niet bij gassen of dampen. Dit geldt ook voor half- en volgelaatsmaskers met een stoffilter (inlegmechanisme). Half- en volgelaatsmaskers met filters die tegen gassen en dampen beschermen, zijn voorzien van een schroefaansluiting met een speciale afdichting. Bij gebruik van deze typen maskers mag de gebruiker geen gezichtsbeharing hebben omdat het masker dan niet goed aansluit op het gezicht en gaat lekken. Onafhankelijke ademhalingsbescherming Bij onafhankelijke ademhalingsbescherming wordt schone lucht in het masker geblazen. Deze lucht is afkomstig van een externe bron, bijvoorbeeld uit flessen, een ademluchtleiding of een ademluchtunit 1 . < als er minder dan 19% zuurstof in de lucht zit, < bij grote en onbekende concentraties van gevaarlijke stoffen in de lucht. Bij ademluchtmaskers (verse luchtkappen) wordt verse lucht via een slang aangevoerd. Deze lucht kan afkomstig zijn van een compressor die is aangesloten op ademluchtleidingen of via leidingen op een ventilator. De uitgeademde lucht wordt onderaan de kap aan de voorzijde afgevoerd. Onafhankelijke ademhalingsbescherming moet worden gebruikt:
1 Een ademluchtunit is een eenheid die op een voertuig geplaatst kan worden die meerdere ademluchtcilinders bevat.
43
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Bij persluchtmaskers wordt samengeperste lucht gebruikt, uit flessen die op de rug worden gedragen. De lucht wordt via een longautomaat uit de flessen aangezogen. Gebruikers moeten:
< medisch goedgekeurd zijn, < een opleiding hebben gevolgd, < geslaagd zijn voor een examen 1 .
Het masker moet goed passen. En uiteraard moet de apparatuur goed worden onderhouden en regelmatig worden schoongemaakt. Hoofdbescherming Een veiligheidshelm beschermt het hoofd tegen vallende voorwerpen en stoten. De helm heeft: < een buitenwerk dat de eerste schok opvangt, < een binnenwerk dat de schokt dempt en verdeelt over het hele hoofd.
Het binnenwerk van een helm moet goed worden afgesteld, zodat het goed aansluit op het hoofd.
Verder geldt:
< een veiligheidshelm moet worden vervangen na een (flinke) val, klap of stoot, < een kunststof veiligheidshelm veroudert en moet na een bepaalde tijd worden vervangen, < metalen helmen zijn verboden in de industrie, omdat ze elektrisch geleidend zijn.
1 Bij werken in de petrochemie moet het examen door een VCA-erkend examencentrum worden afgenomen.
44
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Handbescherming Handen en armen moeten beschermd worden tegen:
< scherpe voorwerpen, < hitte of kou, < straling, < gevaarlijke stoffen.
Gebruik alleen hand- en/of armbescherming als dit de juiste zijn, bijvoorbeeld:
< snijbestendige handschoenen voor snijwerkzaamheden, < isolerende handschoenen voor gebruik bij hitte of kou, < rubber of kunststof handschoenen bij werken met chemicaliën.
Het gebruik van de verkeerde handschoenen kan soms gevaarlijker zijn dan het gebruik van geen handschoenen. Bijvoorbeeld:
< bij het werken met gevaarlijke stoffen mogen geen leren of stoffen handschoenen worden gedragen, want gevaarlijke stoffen kunnen door leer en stof heendringen en op deze manier in aanraking komen met de huid, < in de buurt van draaiende delen mogen geen hand schoenen worden gedragen, om te voorkomen dat uw hand tussen de draaiende delen terechtkomt.
Voetbescherming In veel gevallen is het verplicht om veiligheids schoeisel te dragen. Afhankelijk van het type beschermt het u bijvoorbeeld tegen vallende voorwerpen, scherpe voorwerpen, kou, vocht, uitglijden of statische elektriciteit.
Voorbeelden < in de bouw zijn een versterkte neus en een versterkte zool verplicht. Deze beschermen de tenen tegen vallende voorwerpen en de voetzool bij het trappen in scherpe voorwerpen,
45
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
< in een explosiegevaarlijk gebied moeten antistatische schoenen worden gedragen. Dit voorkomt vonken die een explosie kunnen veroorzaken, < veiligheidslaarzen zijn verplicht op plaatsen waar water of gevaarlijke stoffen aanwezig kunnen zijn. De antislipzool zorgt voor meer grip. Schoenen/laarzen moeten regelmatig worden onderhouden, volgens voorschrift van de leverancier. Laat ze niet bij de verwarming drogen en vervang ze als ze met gevaarlijke stoffen in aanraking zijn geweest, of als ze versleten zijn.
Lichaamsbescherming Ook de rest van uw lichaam moet mogelijk beschermd worden tegen bijvoorbeeld vuil, warmte, kou, regen en slechte zichtbaarheid. Ook hier geldt: kies de juiste bescherming voor de juiste situatie:
Lichaamsbescherming
Situatie
Bij het werken met vuil, bij het lassen en bij het slijpen. Bij het werken met gevaarlijke stoffen, hitte, kou of straling. Bijvoorbeeld: vlam vertragende of antistatische kleding.
Overall
Beschermende kleding
Wegwerpkleding
Bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Doorwerkkleding en isolerend ondergoed
Bij het werken bij lage temperaturen.
Bij het werken in slechte weersomstandigheden, zoals harde regen en wind. Bij het werken in situaties waarin iemand goed zichtbaar moet zijn (bijvoorbeeld in het donker). Bij het werken in een omgeving met explosiegevaar.
Regenkleding
Signaalkleding
Antistatische kleding
46
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Algemene gebruiksregels zijn:
< blaas kleding niet schoon met perslucht; dit kan letsel veroorzaken, < reinig vervuilde kleding direct (of wissel om), < draag de kleding goed gesloten bij draaiende delen, < vervang kapotte kleding direct (of laat het herstellen), < gooi wegwerpkleding na 1 keer dragen weg. Valbescherming Persoonlijke valbeschermingsmiddelen worden gebruikt als andere beveiligingen tegen vallen zoals leuningen, rand beveiliging of vangnetten niet kunnen worden toegepast.
Er zijn twee soorten systemen:
< systemen die een val verhinderen, < systemen die een val opvangen.
Systeem dat een val verhindert Het systeem dat een val verhindert, bestaat uit:
< een veiligheidsharnas, < dat direct, via een verbindingslijn, < vastzit aan een verankeringspunt.
De verbindingslijn verhindert de val; daarom moet de lengte van de verbindingslijn korter zijn dan de afstand tussen het verankeringspunt en het punt waar iemand kan vallen.
Systeem dat een val opvangt < en de schok bij een val zoveel mogelijk dempt.
Het systeem dat een val opvangt bestaat uit:
< een veiligheidsharnas, < dat via een valdemper, < en een verbindingslijn, < vastzit aan een verankeringspunt.
47
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Het valopvangsysteem moet zo worden gebruikt:
< dat de valhoogte zoveel mogelijk wordt beperkt, < en de schok bij een val zoveel mogelijk wordt gedempt.
Keuring Valbeschermingssystemen en veiligheidsharnassen moeten minstens eenmaal per jaar worden gekeurd door een gecertificeerd bedrijf. Valbescherming die een val heeft opgevangen mag niet worden gebruikt, tot deze opnieuw is gekeurd. Gebruik en onderhoud Veiligheidsharnassen moeten goed passen en zijn afgestemd op de gebruiker. De gebruiker moet het valbeschermingsmiddel (voortdurend) controleren op bv. slijtage en rafels. Vanglijnen mogen niet vervuild zijn en valdempers en veiligheidsharnassen moeten worden opgeslagen op een droge, schone plaats. Werken met een veiligheidsharnas is niet zonder gevaar. Na een val kan de bloedsomloop naar het onderlichaam worden afgekneld. Binnen tien tot twintig minuten kan iemand daardoor bewusteloos raken of zelfs overlijden. Om dit te voorkomen, is het belangrijk dat degene die in het harnas hangt, probeert de benen te blijven bewegen en om zich op te trekken aan de vallijn. Dit verlaagt de druk op de benen. Daarnaast moet er altijd een 2 e persoon aanwezig zijn, die hulp kan inroepen.
48
Persoonlijke beschermingsmiddelen 5
Aantekeningen
49
Hoofdstuk 6 6
Arbeidsmiddelen
6.1 Vast opgestelde machines
Deze machines staan vast op een bepaalde plaats opgesteld. U verkleint u het risico op schade of letsel tijdens het gebruik van machines als u: < de verplichte instructie/opleiding hebt gehad, < de juiste maatregelen neemt, < de veiligheidsregels opvolgt (bijvoorbeeld niet overbruggen van beveiligingen). Eisen, gevaren en veiligheidsmaatregelen Vast opgestelde machines en aangedreven handgereedschappen moeten aan de volgende algemene eisen voldoen: < machines moeten in goede staat verkeren, < machines moeten geschikt zijn voor het werk dat moet worden uitgevoerd, < onderhoud mag alleen worden uitgevoerd als de machine is uitgeschakeld, < machines moeten zijn voorzien van een CE-markering 1 , < machines moeten periodiek worden gekeurd 2 . Als de machine elektrische installatiedelen bevat, moet een NEN3140 keuring worden uitgevoerd, < sommige keuringen kunnen ‘in eigen beheer’ worden uitgevoerd, andere keuringen moeten worden uitbesteed aan specialisten. Dit hangt af van de eisen die aan de keuringen en de keurmeesters worden gesteld. Keuring en onderhoud
50
Made with FlippingBook Learn more on our blog